Geplaatst op

De ontwikkeling van voortgezet vrijeschoolonderwijs in klas 10, 11 en 12

Inleiding

De afdelingen voor voortgezet vrijeschoolonderwijs onder niet-vrijeschoolbesturen – zoals Rob van der Meijden beschreef in zijn artikel in onze nieuwsbrief van februari – bestaan niet alleen al veel langer dan we denken, ze maken ook een heel eigen ontwikkeling door. In de afgelopen jaren vanaf 2015 is BVS-schooladvies steeds betrokken bij de ontwikkeling van klas 10 t/m 12 in de vrijeschoolafdelingen, zoals Hans Passenier in Roermond, Vlissingen en Utrecht en zijdelings in Heerlen.

 

Wetmatigheid in ontwikkeling

Er blijkt een wetmatigheid waar te nemen in de ontwikkeling van deze scholen. Vanuit een echte pioniersmentaliteit starten ze met één of meer zevende klassen. Meestal door het initiatief van ouders. De afdelingen ontwikkelen zich tot de negende klas vanuit dat beginnersenthousiasme. In klas 9 zijn het vaak opnieuw de ouders die dan graag willen dat de leerlingen kunnen doorstromen naar klas 10 en door tot klas 12. Vaak geeft dat een crisismoment. Kan de moederschool dat dragen, zijn er voldoende docenten voor de bovenbouw? Wordt het gezien als verrijking of als bedreiging? Er lijkt een knelpunt te zitten in de doorstroom naar klas 9 en de aansluiting op de reguliere structuur en inrichting van het onderwijs van de moederschool.

 

Er zijn een vijftal aandachtspunten, die we bespreken in dit artikel:

 

  1. De omvang van de school, ofwel het aantal leerlingen dat bepalend is voor de mogelijkheden.
  2. Het zelfstandig leren als cruciaal onderdeel in het vrijeschoolonderwijs van klas 9 t/m 10.
  3. Thematische periodes, noodzakelijk als tegenwicht tegen de examengerichtheid en dus sterker ontwikkelingsgericht moeten zijn en vakoverstijgend.
  4. De organisatie in een bestaande organisatie die niet eenvoudig is en allerlei nieuwe vraagstukken oproept.
  5. En tot slot de teamontwikkeling die door wisselende leerkrachten een rem geven op de ontwikkeling van het nieuwe onderwijs.

     
    1. Omvang van de school

    De start van de school begint meestal met één, twee, of drie zevende klassen. Hoe kleiner het aantal leerlingen hoe rustiger het verloop. Tegelijkertijd kan starten met één 7e klas leiden tot een naar binnen gekeerde organisatie én een te afhankelijk worden van de opvattingen wat een vrijeschool is door één allesbepalende mentor. Die startpositie geeft ook de vorm van de impuls daarna: rustig of stormachtig, naar binnengekeerd of open voor nieuwe impulsen. Het nadeel van weinig klassen is een gebrek aan docenten om de ontwikkeling van het nieuwe onderwijs vorm te geven. Bij meer klassen zijn er meer docenten en is er daardoor meer ontwikkelkracht. Tegelijkertijd vraagt dat ook meer van de organisatie. Het heeft te maken met het team dat ontstaat, de ervaring van de docenten met het vrijeschoolonderwijs en de organisatie die gevormd moet worden.

    Met ongeveer 45 leerlingen in klas 10 kan er gestart worden met een bovenbouw mavo, havo, vwo. Dat leek eerst onmogelijk en dat denken nog steeds veel bestuurders en schoolleiders, maar door te kijken naar de Agora scholen die uitgaan van meer zelfstandig leren van de leerlingen, bleek een organisatie mogelijk met minder lestijd. Die vrijgekomen – niet door vaklessen gevulde – tijd besteden leerlingen aan zelfstandig leren. De vrijgekomen middelen kunnen ingezet worden voor de coaching van leerlingen op hun zelfstandige leren. Het betekent dat de leerlingen meer eigenaarschap dienen te ontwikkelen en de focus van de begeleiding moet daar dus op gericht zijn. Voor de mavoleerlingen bleek in de loop der tijd meer lestijd en ondersteuning nodig. De ervaringen die we in de afgelopen jaren hebben opgedaan, gaven meer handvatten op de ontwikkeling naar zelfstandig leren en de mogelijkheden en onmogelijkheden. Hoe groter het aantal leerlingen, hoe meer lestijd je kan realiseren. Hoe meer lestijd je realiseert, hoe minder tijd er over blijft voor zelfstandig leren.

     

    2. Zelfstandig leren

    De kern van de mogelijkheid tot de vorming van een zelfstandige vrijeschool-bovenbouw (klas 10 t/m 12) met een klein aantal leerlingen is dat er een gerichtheid moet zijn op het zelfstandig leren van de leerlingen. Deze ontwikkelingen zijn gestart vanuit de overtuiging dat de ontwikkeling van leerlingen goed begeleid moet worden, maar dat het leren veel zelfstandiger kan dan tot nu toe meestal in de praktijk van vrijescholen zichtbaar is. Het past in de visie op de leeftijdsfase van klas 10 t/m 12, waarin er bij de leerling een impuls ontstaat om zich als mens, als individu te willen verwerkelijken. Ze willen zich verbinden met de wereld om zich heen en iets betekenen in die wereld. En die wereldgerichtheid kan goed ondersteund worden. Zowel vanuit de kwalificatie via het examen en het vak als via het meer themagerichte en vakoverstijgende onderwijs.

     

    Omdat het onderwijs nu eenmaal zo is ingericht dat we via specifieke vakken naar de kwalificatie worden geleid, krijg je in het denken over het onderwijs in de bovenbouw een scheiding tussen leren en ontwikkelen. Natuurlijk is die scheiding er niet werkelijk en is het ook niet behulpzaam, maar het helpt even in de gedachtenvorming over het ontwerp van het onderwijs.

     

    De vakken moeten dan meer gericht zijn op het leiden naar het einddoel, het examen. Het blijkt dat leerlingen vaak ondanks de inzet van leraren tot goede examenresultaten kunnen komen. Wezenlijk is de zoektocht van docenten: hoe kan ik de interesse voor mijn vak opwekken, waardoor de leerling in staat is om vanuit het overzicht van de doelen tot een goed examenresultaat te komen? Daarvoor is het nodig zicht te hebben op de ontwikkeling van zelfstandigheid. Die gaat van zelfredzaamheid naar zelfstandig werken, zelfstandig leren tot zelfverantwoordelijk leren. Het blijkt dat het een hele uitdaging is voor docenten, die gewend zijn aan een manier van werken, om tot een andere aanpak te komen.

     

    Van de vakdocent vraagt het om de lestijd vooral te gebruiken als feedback mogelijkheid. Het betekent dat de leerling zich in eigen tijd op een thema of onderwerp moet voorbereiden. Op het leerplein kan dat inwerken in het thema ondersteund worden. Het vraagt ook om een prikkelende en uitdagende start, waardoor de leerling wordt aangezet.

    Van de vakdocent vraagt het vaardigheden als gebruik van metacognitie en het inzetten van leerstrategieën en scaffolding in de lestijd. Voor de leercoach is het belangrijk zich te richten op zelfregulatie (weerstand bieden aan impulsen, efficiënte plannen maken, om te gaan met verandering, actief je geheugen te gebruiken, inzicht te hebben in je eigen gedrag en houding, effectief om te gaan met emoties) naast het bewust coachen van leerstrategieën. Natuurlijk ontstaat er een persoonlijke relatie, maar de focus moet gericht zijn op het leren, de coach is leercoach.

     

    De leerling wordt dus bewust gemaakt van dat leren, van de emoties waar hij[1] mee dient om te gaan en de weerstanden die hij heeft te overwinnen. Het vraagt van docenten, coaches én leerlingen veel samen ontwikkelen, jezelf kritisch kunnen bevragen en feedback krijgen als noodzakelijke ingrediënten om dat voor elkaar te krijgen. We staan nog maar aan het begin van die ontwikkeling.

     

    Veel scholen, die op deze manier werken, werken met een leerplein. Het is een grote ruimte waar veel leerlingen zelfstandig aan het werk kunnen. Leerlingen zijn ingeroosterd in het leerplein en op dat moment maken ze zelfstandig keuzes wat en hoe lang ze willen leren aan welk vak. Begeleiding op het leerplein blijkt noodzakelijk. De leerpleincoördinator signaleert knelpunten op individueel niveau en communiceert die naar de betreffende leercoach. Ook worden knelpunten op groepsniveau gesignaleerd en naar mentoren gecommuniceerd. De leerpleincoördinator ondersteunt het zelfstandig leren op het leerplein door het faciliteren van een prettige werksfeer, het verzorgen van de ruimte en materialen, door individueel leerlingen te ondersteunen met planning en motivatie.

     

    De leerlingen verwerken feedback, vragen zelf naar hun ontwikkeling, worden zelfstandiger, raken gewend om te reflecteren en zijn kritisch. Daar staat tegenover dat er ook leerlingen zijn, die niet in beweging komen en consumptief zijn. De coaches zien de worsteling en de doorbraken op het gebied van zelfsturing.

     

    Het blijkt belangrijk in de ontwikkeling van deze manier van werken dat samen een visie en praktijk worden ontwikkeld, waarin het werken op het leerplein niet verwordt tot een huiswerkuurtje, maar werkelijk de mogelijkheid biedt vooruit te werken, te overzien waaraan gewerkt wordt en daardoor echt een verrijking van het leren kan worden.

     

    3 .Thematisch periodeonderwijs

    Periodeonderwijs is vanuit zichzelf thematisch onderwijs. Maar de opzet ervan is steeds in de afgelopen 100 jaar opgehangen aan vakken. Een periode als Parcival was oorspronkelijk verbonden met het vak Nederlands en/of geschiedenis en/of Duitse literatuur, maar veel scholen zijn dat steeds meer los gaan koppelen van die vakken.

     

    Omdat leerlingen zich steeds meer gaan richten naar het eindexamen, dat geordend is in profielen en vakken, is het lastig om bijvoorbeeld een periode wiskunde te geven. Want leerlingen, die dat vak niet in hun profiel hebben, zien de noodzaak niet om dat te volgen. Als we de periodes dus meer loskoppelen van vakken – en we hebben dus al ervaring met de periode Parcival – is er een mogelijkheid om ontwikkelingsgericht te kunnen werken. Vakoverstijgend en vanuit verschillende vakken zijn er nu een aantal thematische periodes ontwikkeld op deze afdelingen voortgezet vrijeschoolonderwijs onder niet-vrijeschool besturen.

     

    Waldorfschool in Utrecht heeft een periode Ilias en Odyssee ontwikkeld in klas 10. Odysseus is misschien wel de eerste mens uit de geschiedenis, die los van de goden durft te denken en leven. Hij kan ook de groepsdruk van anderen weerstaan. Hij gaat een eigen weg en helpt anderen waar hij kan. Het thema van deze periode is het leven als een reis: het doel moet je goed voor ogen houden, maar de reis erheen, wat er gebeurt in je leven, is van groot belang. Je leert van het leven zelf. De leerlingen maken een eigen reisplan op weg naar het eindwerkstuk en ook eindexamen.

     

    In klas 11 ontwikkelde Waldorfschool Utrecht een periode migratie, globalisatie, politiek en recht. Twee docenten gaven dat gezamenlijk vorm vanuit de vakken maatschappijleer en aardrijkskunde. Ze bereidden de periode in grote lijnen voor en werkten het dan zelfstandig uit vanuit hun vak. Het lukte ze om op het snijvlak van hun vakken de juiste onderwerpen aan te snijden en uit te diepen. Terwijl de een het over Trumpisme heeft gehad en populistische politiek, kon de ander aanhaken door het in Brazilië te plaatsen en te spreken over Bolsonaro en Lula, omdat de verkiezing daar net speelde. De leerlingen konden een verband leggen met bijvoorbeeld het bruto regionaal product (brp), en het HDI ( human development index) en de keuze voor Bolsonaro of Lula. Het zijn dat soort vondsten en ongewilde synchroniciteit, die de docenten enthousiast maakten voor deze manier van vakoverstijgend samen- en thematisch werken. Ze sloten de eerste drie weken af met een grote opdracht om een buurtprofiel te maken. Leerlingen moesten daarvoor de stad in en een buurt onderzoeken. Ze leerden daardoor hoe je mensen aan moet spreken en welke vragen je in een onderzoek moet stellen. De leerlingen waren actief, betrokken en geïnteresseerd.

     

    BC Broekhin in Roermond heeft gewerkt aan een periode big history en heeft de periode wereldliteratuur omgevormd tot een periode literatuur voor alle vreemde talen.

    Kortom, er worden op allerlei plekken ervaringen opgedaan om de periodes meer themagericht en vakoverstijgend vorm te geven.

     

    4. Organisatie in een bestaande organisatie

    Bij de ontwikkeling van een afdeling voor voortgezet vrijeschoolonderwijs is de opbouw van de organisatie cruciaal. Worden er voldoende middelen beschikbaar gesteld om dit onderwijs in de school vorm te geven? Het accent moet natuurlijk liggen op de ontwikkeling van het onderwijs, maar de onderliggende structuren zijn bepalend voor het welslagen van dit initiatief. Roosters, ondersteuningsstructuur, lessentabel, curriculumontwikkeling, werkwijze op het leerplein, thematisch gericht periodeonderwijs. Alles moet opnieuw opgebouwd worden. Docenten in deze eerste fase tonen enorme vernieuwingskracht. Zij geven hun onderwijs vorm als ontwikkelteams door te evalueren en bij te stellen. Als initiatief zijn zij vaak horizontaal georganiseerd.

     

    Natuurlijk kan er veel uitgewisseld worden met scholen die al verder zijn in de ontwikkeling. Gelukkig is er een regelmatig overleg tussen deze scholen. Maar het blijkt moeilijk om docenten van de verschillende scholen aan elkaar te koppelen.

     

    De laatste jaren wordt duidelijk dat de cultuur van de afdelingen vaak sterk verschilt van de cultuur van de moederscholen. Het gevaar om je te willen onderscheiden en niet samen te werken ligt op de loer. Juist het samenwerken met de andere afdelingen kan een meerwaarde opleveren. Een sterke interne gerichtheid houdt dit tegen, waardoor er ook spanningen kunnen ontstaan. Er is sprake van een soort paradox, want dat samenwerken zou het beste kunnen ontstaan vanuit een meer autonome en zelfstandige afdeling. In het ergste geval blijft er onbegrip en krijgt de vrijeschoolafdeling niet de ruimte zich verder te ontwikkelen. Recent in Delft hebben we gezien dat de impuls van ouders dan leidt tot de oprichting van een zelfstandige school.

     

    5. Teamontwikkeling

    In de opbouw blijkt er een groot verloop te zijn van docenten. Omdat je eerstegraads docenten nodig hebt in de klassen 10 t/m 12, verzorgen vaak docenten van de moederschool, die nog wat lesruimte hebben, enkele lessen. Dat is niet ideaal, want je wil graag dat het team het onderwijs ontwikkelt. En de betrokkenheid van teamleden ontstaat pas als ieder lid minimaal 60% van de tijd aan deze afdeling verbonden is. De ervaring leert dat na de realisatie van klas 12 de schooljaren erna het team stabieler wordt en een werkelijke onderwijsontwikkeling mogelijk is.

     

    Tot slot

    Waarom is het zo belangrijk dat de vrijeschoolafdelingen onder niet-vrijeschoolbesturen een volledig curriculum ontwikkelen? Die vraag doemt vaak op. Je kunt toch ook gewoon gaan voor goed onderwijs? Het is moeilijk uit te leggen, maar als je de verantwoordelijkheid krijgt om de leerlingen tot in het examen te begeleiden, dan vervul je ook de mogelijkheid de leerling in zijn of haar ontwikkeling gedurende de hele schoolloopbaan te ondersteunen. Niet alleen om het examen te halen, maar om hedendaags vrijeschoolonderwijs vorm te geven dat jongeren helpt in hun ontwikkeling tot zelfstandig oordelende, wereldgerichte volwassenen. En dat ideaal is vaak de drijfveer voor lerarenteams om enthousiast te zijn voor hun werk en een voorbeeld voor leerlingen.

     

    Mocht je meer willen weten neem dan contact op met Hans Passenier op h.passenier@bvs-schooladvies.nl en 06-52 00 39 75.

     


    [1] Waar we hij schrijven kan je dat vervangen met zij/hun

     

    Print dit artikel

    Geplaatst op

    Video-intervisie; kijken in elkaars (les)keuken

    Veel scholen hebben collegiale lesbezoeken op hun wensenlijstje staan. Ook docenten vertellen vaak dat ze meer bij elkaar in de les zouden willen kijken om van en met elkaar te leren. De praktijk blijkt echter ingewikkelder: geen tussenuren, je lessen kunnen niet opgevangen worden of het vraagt zo veel organisatie en afstemming, dat het er niet van komt. Video-intervisie blijkt een mooie en minder tijdrovende manier te zijn om bij elkaar in de keuken te kijken.

     

    Er zijn verschillende manieren waarop de video-intervisie ingezet kan worden, hieronder wordt gekozen voor een vorm waarin er tijd zit tussen de opnames en de video-intervisie. Het kan daarnaast zijn dat je als team met elkaar wil werken aan een gezamenlijk vraagstuk, maar het is ook mogelijk dat elke individuele docent een eigen vraagstuk heeft. In ieder geval is het goed om met elkaar vast te stellen wat de leervraag is. Van elke docent wordt een filmopname van 20 minuten gemaakt, bij voorkeur door een ervaren beeldcoach. De docent heeft zich zo voorbereid dat hij in die 20 minuten oefent zijn leervraag, bijvoorbeeld een nieuwe werkvorm inzetten om leerlingen meer actief te betrekken. Zo weet de beeldcoach waar tijdens het filmen de aandacht op moet liggen. De docent bekijkt de toegestuurde eigen beelden en kiest 2 fragmenten van 2 minuten uit: een fragment waarover hij tevreden is ten aanzien van de leervraag en een fragment waar nog een vraag over is.

     

    Met deze beelden komt de docent naar de video-intervisie toe waar hij met ongeveer 5 collega’s naar elkaars beelden gaat kijken. Deze video-intervisie wordt geleid door de beeldcoach volgens een vaste systematiek. In het kijken naar elkaars beelden wordt door de docenten ter plekke geoefend in het feedback geven. Idealiter heeft het hele team daar ook een inleidende middag in gehad: welke vragen stel je, hoe geef je efficiënte feedback en op welke niveaus kun je allemaal feedback geven? Op deze manier heeft de bijeenkomst een soort Droste-effect: in het kijken naar elkaars beelden ben je ook aan het leren met elkaar.

     

    Naast de tijdwinst die video-intervisie oplevert (in een sessie van ongeveer 2,5 uur heb je bij vier docenten in de les gekeken en heb je feedback op je eigen lesfragment gehad) werkt het kijken naar beelden als een zeer krachtig middel. Nadat je door het eerste ongemak heen bent van het kijken naar jezelf, ga je je blinde vlekken herkennen of zie je bijvoorbeeld dat een klas eigenlijk veel meer aan het werk is dan je dacht toen je ze allemaal hoorde kletsen en dacht dat niemand werkte. Ook geven de beelden de mogelijkheid om nog eens terug te spoelen, precies te kijken naar de basiscommunicatie of hoe die ene leerling reageert op jou Je kunt met elkaar te sparren over welke andere vraag jij zou kunnen stellen of welke feedback je deze leerling op dat moment ook zou kunnen geven. Tot slot werkt het heel verrijkend voor het team: iedereen is kwetsbaar en wil samen met elkaar verder leren.

     

    Mocht je geïnteresseerd zijn in deze video-intervisie voor jouw team of in het inzetten van een (individuele) beeldcoach op jouw school, neem dan contact op met Jeanneke Brosky op j.brosky@bvs-schooladvies.nl en 06-30 17 67 43.

    Geplaatst op

    Vrijeschool Castricum: echt vrijeschool zijn in deze tijd

    Directeur Marije Ehrlich: “Onze school is 5 jaar oud en dus nog in die sprankelende en enerverende pioniersfase. Bij gebrek aan routines blinken we uit in flexibiliteit en improvisatievermogen. De ouders die onze school oprichtten wilden een échte vrijeschool, maar geen stoffige; ze bedoelden daarmee één waar je gewoon goed leert lezen en reken én met de rijkdom van bezield onderwijs voor hoofd, hart en handen. Maar zonder sleetse vormen en dogmatische tradities.

     

     

    De vraag is steeds: hoe kunnen we écht vrijeschool zijn in deze tijd? Het fundament van 100 jaar vrijeschoolonderwijs geeft stevigheid, maar ook ballast. Zoveel tradities en vaste vormen om tegen het licht te houden en om te vormen en zo weinig bezinningstijd in de hectiek van alledag!  Maar we zijn onderweg. Het Pinksterbruidspaar is niet meer voorbehouden aan de twee oudste kleuters, maar alle kleuters zijn bruid of bruidegom. Een non-binaire stagiair zette ons aan het denken en leverde een meer complete werkwoordspelling en ochtendspreuk op. De jaarfeesten en burgerschapsonderwijs staan de komende jaren hoog op de agenda. De kinderen van nu roepen ons ook op te veranderen. Want passend vrijeschoolonderwijs, dat moet wel aansluiten bij kinderen die steeds meer moeite hebben mee te komen in het geheel. We zijn samen op zoek, proberen dingen uit en benutten meer en meer ieders kwaliteiten. Want daar zit de energie en het enthousiasme. De hond van meester Kay helpt kinderen om bij zichzelf te blijven of moediger te worden. Bij project buiten de klas krijgen kinderen bij juf Madelein extra uitdaging én doen ze iets voor de klas of de school. De schoolwinkel is een feit en er wordt nu gewerkt aan een spel voor de klas. Klasdoorbrekend werken we aan taal en rekenen en zo zal er de komende tijd vast meer ontstaan.

     

     

    De antroposofie blijft het vertrekpunt. Want waar vormen verouderen, blijkt de antroposofische  menskunde juist actueel. De werkzaamheid van ritmisch bewegen tijdens het leren, de gunstige werking van muziek en schrijven op het brein, het belang van natuur voor je gezondheid, veel inzichten uit antroposofie en wetenschap komen meer en meer samen. De ouders van deze tijd hadden dat ook al door: buitenonderwijs en bewegend leren zijn niet voor niets onze speerpunten. Elke woensdag krijgt de hele school buiten in de natuur les en de bewegende klas zetten wij in aangepaste vorm door tot in de 6e klas. Met lef en liefde bouwen we samen aan de vrijeschool voor kinderen van nu en de wereld van morgen.“

     

     

    Wil je meer weten? Marije Ehrlich is bereikbaar op mehrlich@vrijeschoolcastricum.nl.

    Geplaatst op

    Jaarfeesten op interculturele vrijeschool Waldorf aan de Werf

    Op de interculturele vrijeschool in Amsterdam Noord zoekt directeur Jamilah Blom samen met haar team steeds naar verbindingen met de buurt, de stad en de pluriforme samenleving. De jaarfeesten bieden een aanknopingspunt om vanuit verschillende culturele tradities de jaarcyclus te beleven. Blom vertelt over haar zoektocht hierin: “Dit is het begin ons derde schooljaar. Drie jaar geleden zijn we begonnen als interculturele Waldorf school in Amsterdam Noord. Een school die aantrekkelijk is voor iedereen. We vinden het belangrijk dat alle kinderen en hun ouders zich welkom voelen. Hoe zorg je daarvoor? Dat is een van de vragen die we ons iedere keer weer opnieuw stellen.

     

    Onze eerste stap was om te kijken naar onze jaarfeesten. Het vaste ritme van het jaar is belangrijk in de antroposofie en de jaarfeesten zijn een belangrijk onderdeel hiervan.

     

    Wij hebben opnieuw gekeken en met elkaar besproken wat het feest voor ons betekent en wat nou echt de essentie is van het feest. Die kritische en nieuwsgierige blik is erop gericht ons denken te verdiepen en onze kennis te vergroten, waarmee wij onze feesten kunnen verrijken.

     

    Het Michaelsfeest bijvoorbeeld, een prachtig feest over moed en oogsten. Hoe wordt in andere landen het oogsten gevierd? Welke betekenis heeft de draak in China? Welke verhalen over de herfst zijn er in andere landen te vinden? We hebben nu ons eigen herfstfeest ontwikkeld waarin Michaël, Jorina en de draak, moedspelletjes met een Chinese draak en een Chinees herfstverhaal met de kinderen gedeeld worden. De kleuters maken groentesoep met alles wat de oogst ons heeft gegeven en alle kinderen uit alle klassen mogen mee eten.

     

    De lichtperiode is ook zo’n mooi thema dat op meerdere plekken terugkomt. In dat geval praten we over het lichtfeest in plaats van advent en kunnen zo ook aandacht besteden aan Chanoeka en Divali. Zo bouwen wij aan de gastvrije en inclusieve Waldorf aan de Werf in Amsterdam Noord.”

     

    Wil je meer weten. Jamilah Blom is bereikbaar op directie@wadw.school.

     

    Geplaatst op

    Nieuwe VO-vrijeschool in Arnhem

    Begin september is de voorbereiding van de start van een vrijeschool voor voortgezet onderwijs in Arnhem begonnen. Leerlingen met een schooladvies vmbo basis/kader tot en met vwo zijn welkom. Deze vrijeschool is ontstaan uit een ouderinitiatief van de Parcival vrijeschool (PO) in Arnhem. De vrijeschool KGC in Nijmegen (VO) ondersteunt dit initiatief. 

    Leerpark vrijeschool is een leerroute onder de vleugels van het bestuur van de Christelijke Onderwijs Groep. COG stelt middelen en ruimte beschikbaar op de locatie Leerpark in de wijk Presikhaaf. Het gebouw is ruim, licht en herbergt veel faciliteiten. De vrijeschool krijgt een eigen toren en ingang. 

    Leerpark vrijeschool biedt een onderbouw havo/vwo aan (t/m 9e klas). Vmbo leerlingen kunnen eindexamen doen. Wim den Blanken, die eerder vrijeschool het Corberic in Deventer heeft opgericht en geleid, is aangesteld als de kwartiermaker. De ambitie is om volgend schooljaar met drie 7e klassen te starten. Wim zal de komende maanden invulling geven aan de inrichting van het onderwijs en de huisvesting en natuurlijk de werving van leerlingen. Ook zal hij de docenten gaan werven voor het team. 

    Voor meer informatie kun je contact opnemen met Wim den Blanken op w.den.blanken@bvs-schooladvies.nl en 06-20 82 45 04.

    Geplaatst op

    Diversiteit en burgerschap

    We verbinden ons sinds afgelopen schooljaar als BVS-schooladvies met het thema diversiteit en inclusie. In onze verkenning binnen dit thema kijken we naar eigen oordelen, onvermogens en grenzen, normen en waarden. Open staan voor de ander, nieuwsgierig zijn en weten hoe je met elkaar in gesprek gaat en blijft. Spannend om elkaar te blijven vinden als je elkaar kwijt dreigt te raken. 
     
    Er ligt een opdracht voor de vrijescholen om met elkaar diversiteit en inclusie betekenisvol vorm te geven voor de leerlingen en te vertalen naar het curriculum en de vertelstof. Wellicht mooi om in deze Michaëlstijd stil te staan bij daar waar het spannend wordt.
     
    Wil je met dit thema samen met ons van BVS-schooladvies aan de slag? Neem dan contact op met een van onze adviseurs. En onze conferentie met dit onderwerp vindt plaats op 8 mei 2023. Lees meer en schrijf je in.

    Kunstwerk: Hannah Osório Lobato, De vrijeschool Den Haag VO

    Geplaatst op

    Dirigerend door de dagen – tussen stilte en klank

    Hij staat rechtop, stevig op zijn benen en pakt zijn stok vast in de hand. Zijn schouders zijn ontspannen, armen naar beneden en het gezicht rust. Tegenover hem zitten zo’n 50 mensen, kijkend vol aandacht. Iedereen weet wat hij moet doen, ze wachten tot ze mogen beginnen. Of misschien is het al begonnen in de stilte die er nu klinkt. Langzaam komt zijn lichaam in beweging, verandert de uitdrukking op zijn gezicht en heft hij zijn armen omhoog. Daar zwaait zijn baton voor de eerste keer.


    De mensen tegenover hem reageren en komen in beweging. De ruimte vult zich met klanken. Een samenspel komt tot stand, vol concentratie en met aandacht voor elkaar. Dit gaat minutenlang zo door, vol harmonie en disharmonie en interactie. Hij weet wanneer de klanken komen en wanneer er rust en stilte moet zijn. Met controle en finesse over alle bewegingen die zijn lichaam maakt, stuurt hij de groep aan. Dan zwaait hij zijn baton voor het laatst. Zijn lichaam ontspant langzaam en de laatste klanken ebben weg. Geleidelijk vloeit het geheel over in stilte. Een stilte waarin de klanken naklinken. Na een tijdje volgt er een daverend applaus voor deze dirigent en het orkest.


    Zouden wij voor de klas niet veel meer de dirigent in ons zelf moeten vinden? Hoe zou het zijn als we vanuit subtiliteit met ons hele lichaam een groep aan kunnen sturen?


    Zelf zie ik paralellen tussen de dirigent met het orkest en de leerkracht met de klas. Zoals een dirigent vanuit stilte via de beweging een groep laat meebewegen en floreren, zoekt de leerkracht vanuit de stilte de verbale weg. Via woorden en opdrachten vertelt de leerkracht de groep wat er gaat gebeuren. Aan spreken en beweging gaat een stilte vooraf. Zonder stilte is er geen klank en zonder klank bestaat er ook geen stilte. Het is als in zoveel dingen, zonder het een kan het ander niet bestaan. Het gaat om het vinden van de balans, waarin de stilte tot een instrument gemaakt kan worden.


    Naast de afwisseling tussen stilte en klank is er ook een verschil tussen verbaal en non-verbaal communiceren. Zoals je ziet tussen bewegen en spreken. Tijdens het spreken is onze aandacht naar buiten gericht, via die weg ontvangen we informatie. Wanneer we non-verbaal communiceren ontwaakt de binnenwereld. Van binnen gaan we aan. We kijken en zoeken naar wat er gebeurt en wat de verwachting is. Dit is een innerlijk actief bewegen. Non-verbale communicatie kan bijdragen aan verstilling in de klas.


    Stilte is in deze tijd vaak moeilijk te verdragen; we zijn er simpelweg niet meer aan gewend. De prikkels van buitenaf volgen elkaar in rap tempo op. De hele maatschappij dendert in vlot tempo door en de druk van wat er allemaal moet is groot. Het kunnen verstillen is daarom een uitdaging. We kunnen oefenen om tot rust te komen, om onszelf af te kunnen sluiten voor prikkels van buiten en onze gedachten tot rust te brengen. De behoefte hiertoe is groot, niet voor niets zijn mediteren en mindfulness populair bij veel mensen. Wanneer we samen zijn met anderen is er meestal veel communicatie, maar als er een stilte valt dan wordt deze snel als ongemakkelijk ervaren. En kunnen gedachten het van ons overnemen.


    Laten we de stilte weer in haar kracht zetten. Laat onze kinderen oefenen om de stilte te leren verdragen. Breng de balans terug tussen stilte en klanken in de klas. Kies er bewust voor via woorden of beweging een opdracht te geven. Laat ons doen wat we zeggen en zeggen wat we doen. Maar bovenal laat het er toe doen wat we zeggen en anders liever zwijgen.


    Pak allemaal je baton uit de kast, en neem de kinderen mee in de klanken en stilte van het muziekstuk dat je samen iedere dag maakt. Geniet aan het eind iedere keer opnieuw van de stilte die er van buiten klinkt en voel hoe je van binnen nog in beweging bent!


    Voor meer informatie kun je contact opnemen met Annemarije van Putten op a.van.putten@bvs-schooladvies.nl en 06 – 53 81 04 10.

    Geplaatst op

    Praten over oorlog in de klas

    Met hoofd, hart en handen

    Als volwassenen willen we vaak niets liever dan kinderen zo lang mogelijk beschermen tegen het verdriet van de wereld. Zeker in de onderbouw willen we de kinderen laten zien dat de wereld goed en mooi is. Hierdoor kunnen we ervoor kiezen om het thema oorlog geen plek te geven in ons onderwijs. Toch weten we uit onderzoeken dat kinderen die de ruimte krijgen om zich uiteen te zetten met moeilijke thema’s vaak veerkrachtiger worden*. Kinderen krijgen dan namelijk de ruimte om op een gezonde manier om te gaan met gevoelens en vragen die er in ze opkomen. En leren zichzelf zo coping strategieën aan.

    Er is geen standaardrecept voor praten over moeilijke thema’s en het is een uitdaging om het thema zo te bespreken dat alle kinderen in de klas zich er op een gezonde manier mee uiteen kunnen zetten. Bovendien is het een kunst om het thema zo te bespreken dat het aansluit bij de verschillende leeftijdsfases. De uitdaging hierin is om de wereld binnen te laten komen zodat kinderen zich uiteen kunnen zetten met het onderwerp zonder dat het ze onnodige gevoelens van angst of verdriet oplevert. Hoofd, hart en handen bieden verschillende invalshoeken om aan de slag te gaan met het thema oorlog.
     
    Je kunt de wereld binnen laten via het hoofd
    Alle feitenkennis hoort bij de weg van het hoofd. Door kinderen vragen te laten stellen kom je erachter wat er leeft. Door duidelijk en eerlijk te zijn en de oorlog in perspectief te plaatsen geef je kinderen houvast. Via diverse websites kun je lesbrieven vinden die leerkrachten kunnen helpen om de oorlog te bespreken in de klas. 

    Je kunt de wereld binnen laten via het hart
    Door op kunstzinnige en/of speelse wijze aan de slag te gaan met thema’s die samenhangen met oorlog krijgen kinderen de tijd en ruimte om hun gevoelens te ervaren en verwerken. Door verschillende kunstzinnige oefeningen te doen, zoals samen tekenen, gedichten te schrijven of samen te zingen, kunnen kinderen oefenen om te gaan met hun eigen gevoelens en elkaars verschillen. Ook verhalen horen bij de weg van het hart; via verhalen maak je als leerkracht op kunstzinnige wijze beelden van feitelijke gebeurtenissen om de kaalheid en scherpte betekenis te helpen geven. Hierbij kan je voor het thema oorlog denken aan verhalen over moed. 

    Je kunt de wereld ook binnen laten via de handen
    Kinderen graag willen helpen: iets positiefs doen geeft grip op de situatie en hoop. Vertel kinderen daarom verhalen over mensen die in actie kwamen om anderen te helpen. Voorbeelden hiervan zijn het meisje dat 1000 kraanvogels vouwde voor de slachtoffers van Hiroshima, Greta Tunberg die staakte voor een beter klimaat of de buurjongens die onder de naam Koekraine aan de hele buurt koekjes verkochten. Maar ook in sprookjes lees je regelmatig hoe iemand zich inzet om het lot van de ander te verzachten. Denk bijvoorbeeld aan Roodkapje die op weg is naar haar zieke grootmoeder met een mandje vol lekkers. Geef kinderen de ruimte om vanuit eigen initiatief en passend bij hun leeftijdsfase actie te voeren.

    Praten over de oorlog doe je niet alleen. Het is fijn om steun te hebben aan je collega’s, ouders en (externe) ondersteuners en samen met hen te zoeken naar een passende vorm in de klas en in de school. Hoe je ook besluit om de wereld binnen te laten komen in de klas, verhalend, kunstzinnig, spelenderwijs of feitelijk; het is voor kinderen van groot belang dat ze een plek hebben waar ze vrij en veilig kunnen praten over de oorlog. Een plek waar ze kunnen rekenen op eerlijke antwoorden en hoopvolle verhalen. Als leerkracht kun je hierin voorleven, bevragen en samen zoeken naar een manier om de oorlog te begrijpen. Je bent op die manier een gids die met de kinderen op reis gaat en onderzoekt en vertaalt wat ze op weg tegenkomen. 
     
    Voor meer informatie kun je contact opnemen met Jacoba Pylyser op j.pylsyer@bvs-schooladvies.nl en 030 – 281 96 56.

    *W. Thomas Boyce (2019), The Orchid and the Dandelion. Uitgeverij Vintage

    Geplaatst op

    Feedback in de klas – Middelbare school Descart Utrecht

    17 februari 2022. De storm neemt in hevigheid toe en het ziet ernaar uit dat ik de volgende dag geen lessen zal kunnen bezoeken op Descart in Utrecht. De treinen rijden niet en de leerlingen gaan veiligheidshalve allemaal na het vierde uur naar huis. De avond van tevoren gooi ik met de roostermaker het programma om waardoor ik de lessen bezoek die op die stormachtige vrijdag online gegeven worden.
     
    De brugklas logt langzaamaan in en iedereen wordt door de docent biologie welkom geheten. Als een volleerde entertainer heeft ze oog voor iedereen. Er ontstaat niet alleen een prettige sfeer, maar door haar specifieke feedback: Ik ben zo blij dat jullie allemaal je naam herkenbaar in beeld in lesson-up hebben staan en Ik zie mensen zoeken in hun boek, daar word ik zo blij van, vertelt ze ook iets over haar eigen modus en de leerstand van de leerlingen. Een andere leerling krijgt te horen: … wat goed dat als je camera het niet doet, dat je in de chat meedoet. 
     
    Over het traject
    Sinds twee jaar begeleid ik de docenten van Descart in het geven van feedback. In het eerste jaar werkten we samen met de docenten van Waldorf Utrecht, die net als Descart deel uitmaken van het Sint-Gregorius College aan geschreven feedback. Hoe zorg je ervoor dat je feedback effectief is en dat je de balans behoudt tussen feedback op inhoud, strategie, modus en persoonlijke kwaliteiten (Voerman en Faber)? Hoe kun je tussentijds leerlinggegevens noteren opdat je niet vlak voor een winter- of zomerportfolio nog heel veel teksten moet schrijven? Wat kan de rol van leerlingen zijn in het evalueren van hun eigen leren en hoe zorg je ervoor dat de feedback cyclisch wordt en het portfolio niet als eindproduct wordt gezien, maar dat leerlingen er actief mee aan de slag gaan? Door met elkaar te oefenen in het schrijven van teksten en elkaar weer feedback te geven, zetten we samen de eerste stappen in dit traject.

    Dit schooljaar is het aanbod voor Descart meer gedifferentieerd en zijn er trainingsmomentengeschreven feedbackvoor nieuwe docenten of docenten die daar graag nog meer in wilden oefenen, hebben we intervisiemomenten ingelast om samen naar eigen feedbackteksten te kijken en zijn er trainingsmomenten voor de meer ervaren docenten over feedback in de klas. Aan deze laatste trainingen zijn lesbezoeken gekoppeld, waar het lesvoorbeeld hierboven uit voortkomt.
     
    Vragen die leiden tot feedback
    In een klas is het snel schakelen en voor je het weet, is de enige feedback die de leerling te horen krijgt Goed zo of wordt bij een fout antwoord de beurt aan een andere leerling gegeven die wel het goede antwoord weet. Bewust omgaan met de soort vragen die je als docent stelt, helpt het geven van feedback. Gesloten vragen lokken veel goed-zo-feedback uit, terwijl meer complexe (denk)vragen feedback op inhoud, strategie en zelfregulatie makkelijker maakt. Ook heldere criteria of verwachtingen waar leerlingen aan moeten voldoen, maken feedback gerichter.
     
    De tweede klas heeft Nederlands. Ze zijn bezig met het houden van een presentatie naar aanleiding van een betoog dat ze geschreven hebben en die middag krijgen ze de kans om een proefpresentatie te houden. De vier lefgozers die dat online, met extra publiek erbij durven, krijgen aan de hand van eerder besproken criteria feedback van hun klasgenoten en de docent. Het leerrendement van deze feedback is groot. Door als jury zelf te oefenen met de criteria, oefenen ze deze onderdelen extra in. En door de feedback kunnen de presentatoren, maar ook de andere leerlingen hun presentatie nog aanscherpen voordat het voor het echt moet, waardoor de feedback in een cyclisch proces wordt gezet.
     
    Met veel plezier pak ik – ijs en weder dienende – binnenkort weer de trein naar Utrecht om samen de volgende stap in dit leerproces te zetten.

    Voor meer informatie kun je contact opnemen met Jeanneke Brosky op j.brosky@bvs-schooladvies.nl en 06 – 30 17 67 43.

    Geplaatst op

    Procesbegeleiding op het voortgezet speciaal onderwijs

    Op het Pleysier college omarmen ze het Rijnlands denken als bestuurlijke filosofie. Het gaat daarbij om begrippen als verbinding, vertrouwen, vak­manschap en inspiratie. Het Rijnlands model is de naam die gebruikt wordt voor een systeem van maatschappelijke ordening. Het wordt meestal gebruikt als een alternatief voor het zogeheten Angelsaksisch model waarbij alle ruimte aan de krachten van de vrije markt wordt gelaten en de overheid zich zo veel mogelijk afzijdig houdt. Het Rijnlands model veronderstelt een samenwerkingsbereidheid. Horizontaal organiseren en het zorgvuldig inrichten van processen sluit daar heel goed bij aan. Daarom werd IMO-BVS gevraagd om een aantal processen in de verschillende scholen te helpen begeleiden.

    Het realiseren van kritische veranderingen en vernieuwingen is een opgave, die een geheel eigen en uniek proces vragen. Het is een kunst dergelijke processen zo in te richten, dat de betrokken mensen enthousiast kunnen zijn en daarin succesvol kunnen opereren. De IMO-aanpak is een inspirerend en werkzaam avontuur, een reis met een bijzondere bestemming.


    We zijn de reis gestart met een team van directeuren en een bestuurder. Er zijn natuurlijk veel processen die aandacht vragen, maar twee cruciale processen waar de scholen op uitvielen en de inspectie de vinger oplegde werden aangepakt. Door de vragen die daarin opkwamen goed te bevragen werd de opdracht voor ieder proces helder. De zeven bakens die Adriaan Bekman ontwikkelde zijn daarin behulpzaam. Eerst de vraag heel helder hebben en dan een voorstelling maken van het resultaat. Dat geeft richting aan het proces. Wie gaat het proces trekken? De proceseigenaar is enthousiast over het onderwerp en wil toewerken naar de verandering. De procesopdrachtgever houdt feeling met de ontwikkeling van het proces en steunt de proceseigenaar.


    Door de vraag heel helder te hebben, ontstaat er enthousiasme bij het team van mensen die de proceseigenaar heeft uitgekozen om mee samen te werken. Er klinken soms kreten van verwondering en ook wordt er gezucht. “We weten het wel, maar wat is het lastig om echt door te vragen”.


    Tussentijds bespreken we met elkaar de stand van zaken en komen dan vraagstukken tegen rondom het inrichten in de tijd, de facilitering van het proces en het tempo waarin gedacht wordt. De fasering van het proces is van belang. Zijn we oriënterend, onderzoekend, experimenterend of implementerend bezig? Wat is er in iedere fase nodig?


    We zijn nu een heel eind op streek. Het vraagt om rust, tijd en overleg. De waan van de dag vraagt soms om een snelle oplossing. Dit soort processen vertragen het ritme. Het zorgt voor betrokkenheid, eigenaarschap en vooruitgang. Het sluit aan bij de wens tot verbinding, vertrouwen, vakmanschap en inspiratie. Op een gezamenlijke studiedag voor alle medewerkers waar we het werken in processen introduceerden, herkenden velen het belang, vielen kwartjes en waren er ontmoetingen die waardevol werden gevonden. Vragen stellen in plaats van oplossingen aandragen, bleef hangen.  Heel prettig om met een team van mensen te werken die de tijd willen nemen en open staan voor de veranderingen die langzaam maar zeker en stapje voor stapje plaats vinden. Grote verandering door kleine verbeteringen zou je kunnen zeggen.


    Voor meer informatie kun je contact opnemen met Hans Passenier op h.passenier@bvs-schooladvies.nl en 06 – 52 00 39 75.