Geplaatst op

Betrokkenheid van BVS bij inspectie op De Vrijeschool Den Haag

Sinds schooljaar 2020-2021 is een aantal onderwijsadviseurs van BVS-schooladvies betrokken bij het versterken van de onderwijskwaliteit op De Vrije School Den Haag. Door middel van lesbezoeken en feedback, teamtrainingen en het ondersteunen van ib’ers en de directeur hebben de adviseurs de school geïnspireerd en gemotiveerd om hun onderwijspraktijken te verbeteren. Samen met de directeur en ib’ers is een plan ontwikkeld om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen om aan de inspectie-eisen te voldoen. De positieve samenwerking heeft geleid tot een succesvolle inspectie en een hernieuwd vertrouwen in de school. De school kan trots zijn op haar prestaties en blijven groeien.

 

De belangrijkste verbeteringen waar de school samen met BVS-schooladvies aan heeft gewerkt zijn:

  1. Teamtraining: Leraren kregen gerichte trainingen om hun didactische vaardigheden te verbeteren en nieuwe onderwijsmethoden toe te passen. Hierbij kregen zij geregeld lesbezoeken en feedback op didactische vaardigheden, differentiatie in de klas, klassenmanagement en activerende werkvormen. Deze combinatie zorgt ervoor dat de theorie landt in de praktijk.
  2. Handelingsgericht werken: Er werd een systeem van cyclisch en planmatig werken ingericht, waarbij veel aandacht is geweest voor het opbouwen en uitbreiden van kennis en vaardigheden rondom de 4 fasen van handelingsgericht werken. Zowel op het niveau van leerlingvolgsysteemtoetsen, periodeonderwijs en dagplanning. Zo ontstond een werkwijze waarmee leerkrachten zelf de data hebben leren duiden vanuit de onderwijsbehoefte van de leerlingen en de vertaalslag te maken naar het handelen in de klas. 
  3. Onderwijsbehoeften en aangepast aanbod: de schoolpsycholoog/adviseur van de BVS heeft het team begeleidt in het beschrijven van onderwijsbehoeften van leerlingen en hierop een passend aanbod te formuleren in onder andere OPP’s. 
  4. Schoolklimaat: Er is gewerkt aan een positief en veilig schoolklimaat, waarin zowel leerlingen als docenten zich gewaardeerd en ondersteund voelen. 

 

De trainingen en begeleiding vond plaats op onderbouw- of kleuterbouwniveau, waarbij de afstemming tussen de bouwen heel belangrijk is gebleken. Dit is geslaagd doordat de school met de werkwijze van Stichting LeerKRACHT is gaan werken. Hierin wordt aan schoolbrede thema’s gewerkt die worden vertaald naar haalbare doelen per bouw. De scholing en begeleiding door de BVS sloot daar steeds bij aan. Inmiddels is de school zover dat de BVS steeds minder nodig is. De specialisten in het team verzorgen nu ook zelf studiedagen en de begeleiding gebeurt ook door collega’s; (collegiale consultatie is namelijk onderdeel is van LeerKRACHT) en de school heeft de begeleiding van startende leerkrachten stevig vormgegeven. Samen leren en ontwikkelen is nu de norm in het team.

De school staat dus weer stevig in de eigen schoenen en kan zich verder ontwikkelen vanuit eigen kracht en kwaliteit. Super!

Schoolleider Marije Ehrlich: ‘Het succes van de BVS-begeleiding zie je eigenlijk aan het overbodig worden ervan. Met de BVS aan boord hadden we een betrouwbare en deskundige partner in de schoolontwikkeling die noodzakelijk was. Door langere tijd samen op te trekken, was het aanbod goed afgestemd op wat nodig was en konden we echt samen bouwen. ‘

Heeft u specifieke vragen over een van deze verbeteringen? Neem dan contact op met Cecile de Jong, Gerben Deenen, Noor Zomerman
Geplaatst op

Werken aan basisvaardigheden

De afgelopen jaren heeft de minister van Onderwijs benadrukt dat scholen meer aandacht moeten besteden aan het versterken van de basisvaardigheden: taal, rekenen/wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap. In lijn hiermee is de landelijke subsidie ‘Verbetering Basisvaardigheden’ beschikbaar gesteld, waarmee scholen gericht kunnen investeren in de ontwikkeling van deze essentiële vaardigheden.

Binnen het Karel de Grote College (KGC) wordt deze opdracht niet alleen benaderd vanuit de behoefte aan meetbare resultaten, maar ook vanuit het mensbeeld dat ten grondslag ligt aan het vrijeschoolonderwijs. In de visie van Rudolf Steiner staat de harmonieuze ontwikkeling van het kind centraal: hoofd, hart en handen worden in evenwicht aangesproken. Basisvaardigheden zijn in dit licht niet slechts instrumenteel, maar dragen bij aan een evenwichtige groei van denken, voelen en willen.

Om dit proces goed te begeleiden, werd een grondige analyse uitgevoerd naar de vaardigheden van leerlingen op het gebied van taal en rekenen/wiskunde. Het KGC heeft BVS gevraagd om, op basis van diagnostische toetsen, inzicht te bieden in de kwaliteit van deze basisvaardigheden. Daarnaast is onderzocht welke interventies effectief zijn, hoe deze gemonitord kunnen worden en wat de gegevens ons vertellen over voortgang of mogelijke terugval op klas of leerling niveau.

Door specifiek in te zoomen op de streefniveaus van leerlingen, kan de school beter aansluiten bij de individuele leerbehoeftes en ontwikkelingsfasen van ieder kind. Dit sluit aan bij de vrijeschoolpedagogiek, waarin onderwijs niet enkel gericht is op cognitieve groei, maar ook op de bredere ontplooiing van het individu. Zo wordt de versterking van basisvaardigheden niet alleen een doel op zich, maar een middel om kinderen te ondersteunen in hun ontwikkeling tot vrije, bewuste en sociaal betrokken mensen.

 

Beeld: Karel de Grote College
Geplaatst op

Wereldwijd Waldorf – Latijns-Amerika

Waldorf pedagogie verbonden met oorspronkelijke cultuur.

Juli, 2024 –  In Santiago de Chile vindt de internationale Waldorf-conferentie plaats voor alle Spaans- en Portugeessprekende landen. Op die conferentie ontmoetten leraren vanuit verschillende landen en culturen elkaar in de zoektocht naar de basis voor een leerplan dat meer met de oorspronkelijke cultuur verbonden is.

 

Het begon met weven: op de conferentie werden weeftechnieken van de indigene cultuur van de Mapuche (Zuid-Chili en Zuid-Argentinië) geoefend. Vanuit de gesprekken die hier ontstonden, werd snel duidelijk dat een grote groep scholen de Waldorf-pedagogie nog beter wil verbinden met plaatselijke culturen in Latijns-Amerika.

 

Colectivo Colibrí heeft deze draad opgepikt. Het is een groep collega’s uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen die zich drie doelen heeft gesteld. Zij willen werken aan de identiteit van de plaatselijke scholen binnen de locale cultuur. Het vrijeschool-leerplan willen zij meer aansluiten op de plaatselijke culturen en verhalen, zoals die bijvoorbeeld in de Mapuche-cultuur bestaan. En als derde willen ze als antroposofisch werkgebied nog meer en beter verbindingen aangaan met de plaatselijke culturele gemeenschappen. Colibrí wil een basis leggen voor de verbinding met de culturen in Perú, Chili, Argentinië en nog meer landen.

 

Het collectief heeft een meerjarenplan opgesteld en wil graag doorpakken op deze vorm van assimilatie. In dit initiatief gaat veel werk en tijd van mensen zitten. Lastig als je weet dat in Latijns-Amerika subsidies voor vrijescholen niet aan de orde zijn. Als je dit degelijk wilt oppakken, dan zijn er ook financiën voor nodig. Als Internationaal Hulpfonds willen wij dit initiatief ondersteunen.

 

Francis van Maris

 

Je kunt dit initiatief steunen door een donatie via het Internationaal Hulpfonds te doen. Zo kunnen kinderen zich blijven ontwikkelen. Je kunt een donatie overmaken naar het Internationaal Hulpfonds, NL03TRIO0212195050. Vermeld “Latijns Amerika”.  bij een donatie. (IHF heeft de ANBI-status; giften zijn fiscaal aftrekbaar.)

 

Geplaatst op

Vrijescholen in Brazilië – Diamantina

Onlangs werd in deze nieuwsbrief de vraag opgeroepen of vrijescholen niet enkel plekken zijn voor mensen die passen binnen een bepaald kader. Plekken waar je, als je welkom wilt zijn, je aan moet passen aan de sfeer die er heerst[1]. Een school kortom, waar je dient te assimileren. Er is al veel onderzoek gedaan naar assimilatiepraktijken op scholen. Uit dat onderzoek blijkt dat wanneer scholen op deze manier met hun leerlingen omgaan, ze hun ontwikkeling in de weg staan. Ironisch genoeg, zouden juist vrijescholen het omgekeerde moeten stimuleren. Bij de oprichting ruim honderd jaar geleden werden leerkrachten geïnstrueerd hun onderwijs af te stemmen op de leefwereld van de kinderen. Er werd van ze verwacht dat ze midden in de maatschappij stonden en die realiteit mee het lokaal in namen[2]. Gelukkig zijn er veel vrijescholen die nog steeds uitgaan van die oorspronkelijke visie.

 

Vrijeschool Querubim is zo’n school. In het binnenland van de Braziliaanse deelstaat Minas Gerais verzorgt deze school onderwijs aan zo’n 75 leerlingen van de peuterklas tot en met klas 5. De sociaal-culturele context van deze school is zeer divers door de ontstaansgeschiedenis van de omgeving. Het stadje waar de school staat, Diamantina, ontstond in de achttiende eeuw onder het bewind van de Portugezen. Het ligt aan het begin van de vallei van de rivier de Jequitinhonha. Dit is een inheemse naam, die zoiets betekent als de vis in de fuik. Veel van de oorspronkelijke inheemse cultuur is hier bewaard gebleven of nog van invloed vandaag de dag. Zo staat de regio bekend om haar leer-, weef- en borduurwerk, tekeningen en schilderingen, muziek en hout- en keramiekwerk. De vallei is arm. In de 18e eeuw werd er goud gevonden en werden er diamanten gedolven; Diamantina stond bekend om de grootste diamantwinning wereldwijd. Maar met het vertrek van de mijnbouw bleef er grote armoede achter. Veel van de mannen trokken naar grote steden om werk te vinden en de vrouwen verdienden hun inkomsten met landbouw en hun handwerk, wat één van de redenen is dit ambacht zo goed bewaard is gebleven.

 

In de omgeving van Diamantina ligt een aantal quilombos. Dat zijn gemeenschappen in moeilijk bereikbare gebieden, waar tot slaaf gemaakte mensen zich verenigden en verschuilden als het ze gelukt was te vluchten van de plantages. Vandaag de dag wonen nog veel Afro-Braziliaanse nazaten van deze mensen in quilombos. Ook zij hebben heel eigen cultuur die tot uitdrukking komt in religieuze uitingen, dans en muziek. 

 

Vrijeschool Querubim probeert in haar onderwijs aan al deze aspecten van de lokale omgeving aandacht te schenken. Zo worden bij de tuinlessen inheemse zaden en dito manieren van landbouw gebruikt. Bij de handwerklessen komt de regionale borduurtechniek terug en er is uitwisseling met nabijgelegen quilombos. De school vond onlangs ergens in de buurt een meiboom met linten, ging op onderzoek uit en ontdekte dat er regionale groepen zijn die dansen om de meiboom. Bij mijn bezoek in mei hadden ze geen idee dat dat ook in West-Europa op de Vrijescholen vaak een gebruik is.

 

Binnenkort gaan ook de leerlingen van Querubim, net als in hun omgeving gebeurt, dansen om de meiboom. Tegelijkertijd viert de school ook de Dia da conciência negra, vrij vertaald zoiets als de dag van het zwarte bewustzijn. Onder andere op deze manier probeert de school bewustzijn te kweken over de verhoudingen in de Braziliaanse maatschappij en bij te dragen aan een gelijkwaardige samenleving.

 

Wanneer het onderwijs in de ochtend is afgerond, gaan de leerlingen van Vrijeschool Querubim naar huis. Waar op de meeste Braziliaanse scholen het onderwijs daar voor die dag ophoudt, kunnen de leerlingen ’s middags opnieuw terecht op Querubim voor een tweede programma, dat bestaat uit kunst, huiswerkbegeleiding en sport. En ook de meest kwetsbare leerlingen uit de directe omgeving van de school zijn hier dan welkom, zoals de uithuisgeplaatste kinderen van een opvang verderop. Deels bekostigt de school dit zelf en voor een deel is zij afhankelijk van donaties, zoals die van het Internationaal Hulpfonds.

 

Marieke van der Sanden

 

Vanuit het Internationaal Hulpfonds willen wij dit initiatief blijven steunen. Helpt u ook mee, zodat meer kinderen zich kunnen ontwikkelen? U kunt een donatie overmaken naar het Internationaal Hulpfonds, NL03TRIO0212195050. Vermeld “Brazilië” bij een donatie. (IHF heeft de ANBI-status; giften zijn fiscaal aftrekbaar.)

 

1] Bont, F. de (2024). Een DJ-aap in Kabouterland. In: BVS NIEUWSBRIEF 70 –  PO – november 2024
[2] Zie onder andere Steiner, R. (05/05/1920). The Renewal of Education: X. Synthesis and Analysis in Human Nature and Education Op https://rsarchive.org/Lectures/GA301/English/AP2001/19200505d01.html

 

Geplaatst op

Humor in het klaslokaal: een dino met 500 tanden

 

‘Meneer, een vraagje? Hoe heet een dinosaurus met 500 tanden?’ Ik zie de grijns op zijn gezicht verschijnen. Ik denk het antwoord op de vraag te weten, maar ben niet honderd procent zeker. Wat ik wel zeker weet… er wordt een grapje met me uitgehaald.

“Humor is in de klas een belangrijk wapen dat goed te gebruiken is.”

Het gaat hier om een grapje. Het antwoord krijgen jullie nog tegoed, maar eerst iets over humor. Humor is in de klas een belangrijk wapen dat goed te gebruiken is. Je kunt er het ijs mee breken of een negatieve situatie omdraaien. Je kunt hier dus een opening mee vinden om iets goed te maken. Je kunt er een band mee opbouwen met een leerling of de leerlingen weer even op het puntje van hun stoel zetten. Humor is echter wel een risico. Niet iedereen kan het op prijs stellen. Sommige leerlingen zullen de grappen niet leuk vinden, waardoor de plank wordt misgeslagen. Misschien zal de grap niet begrepen worden of wordt er een pijnlijke snaar geraakt. Er moet goed opgelet worden dat er in een serieuze zaak geen misplaatste grap wordt gemaakt. Het kan ook de concentratie in een goede werksfeer of serieuze vergadering verstoren. Ook het veelvuldig gebruik van humor kan de kracht ervan doen afnemen. Je geeft immers les en geen cabaretvoorstelling. Als laatste is sarcasme een gevaar, waar veel leerlingen geen raad mee weten.

 

Ook de leerlingen gebruiken humor. Ze kunnen dit op dezelfde manier als de docent gebruiken om een opening te creëren en een band te starten, of verder op te bouwen. Ook onderling bij de leerlingen wordt humor gebruikt. Soms om het mannetje te zijn, maar ook om sociaal met elkaar om te gaan. Zowel bij leerlingen als docenten moet er wel een duidelijke grens zijn. Wanneer gaat een grap of humor te ver? Het is aftasten, want de lat ligt voor iedereen anders, zowel voor leerlingen als docenten. Er is dus geen specifieke grens voor. Onderling zul je erachter komen, maar dan moet je het dus eerst gebruiken, zoals onze leerling in kwestie.

 

‘Hoe heet nu een dinosaurus met 500 tanden?’ Ik typ het in op Google. Het bord staat nog aan, en aangezien ik het antwoord denk te weten, kan het weleens spannend worden. Deze grap kan namelijk op de grens zitten, of misschien wel erover. Het ligt aan de reactie van de klas straks. Het antwoord komt tevoorschijn. De leerling begint te grijnzen, net als twee klasgenoten. De rest kijkt een beetje verbaasd, maar reageert niet veel. ‘Hoe spreek je dat uit, meneer?’ Een nie-zjer-saurus, zeg ik. ‘Huh?’ De leerling kijkt een beetje verbaasd. ‘Hoe spreek u dat uit?’ ‘Nie-zjer-saurus. Het is een dinosaurus waarvan de fossielen in dat land zijn gevonden. Het is een Franstalig land, en je spreekt het dus zo uit.’ Veel leerlingen knikken en gaan weer rustig aan het werk. De leerling in kwestie kijkt om zich heen en ziet dat niemand echt onder de indruk is. Hij gaat zelf ook maar verder met zijn werk. Grapje mislukt? Misschien, maar misschien is dat ook maar beter zo.

 

Stefan van der Burg – Young Waldorf Rotterdam 

 

Fotografie: Young Waldorf Rotterdam, Rein van der Zee