Geplaatst op

Burgerschap: seksualiteit en relationele vorming

We zijn als BVS-schooladvies bezig abstracte termen tot leven te brengen en naar de praktijk van de klas te vertalen. De komende nieuwsbrieven zullen we zo het filter ‘burgerschap’ dat over alle lessen heen kan liggen toelichten en van voorbeelden voorzien. We hopen daarmee de scholen te inspireren bij de invulling van hun leerlijn burgerschap. Daarnaast doen we bij ieder thema een aantal boeksuggesties die te vinden zijn in onze nieuwe boekenlijst onderaan dit artikel.

 

 

Deze keer hebben we de bouwstenen identiteit en diversiteit als onderwerp gekozen. En omdat dat grote begrippen zijn, hebben we het onderwerp smaller gemaakt en kozen we de leerlijn seksualiteit en relationele vorming voor deze nieuwsbrief. Het leek ons een passend begin van de lente. In de lente wordt de wereld weer wakker, voelt de zon warmer, gaan mensen erop uit. De liefde viert hoogtij in de dierenwereld, de plantenwereld bloeit en bloesemt. In veel scholen wordt de week van de lentekriebels georganiseerd en spreken de leerkrachten met de leerlingen over gevoelens, vriendschappen en de liefde. Het is een kleine stap om dan ook de seksuele ontwikkeling eens te bekijken: wat hoort bij welke leeftijdsfase? Waar zijn kinderen mee bezig op gebied van fysieke ontwikkeling, gewoontes, en gevoelens? Hoe drukt de individualiteit zich uit? In veel scholen en op veel plaatsen leidde dit tot een felle maatschappelijke discussie en liepen aannames, meningen en feiten door elkaar. We denken dat ieder gesprek het begin van een oplossing in zich draagt en gingen op zoek naar onze gemeenschappelijke visie in de hoop anderen te inspireren. We bespraken hoe de seksuele ontwikkeling zich tot het vierledig mensbeeld verhoudt. We zijn nog lang niet uitgedacht. En dat zal ongetwijfeld voor heel Nederland gelden.

 

Wat opvalt wanneer je de leerlijnen van Rutgerstichting, SLO en www.seksuelevorming.nl bekijkt is dat ze allemaal een vergelijkbare indeling gebruiken wanneer het aanbod wordt beschreven:

    • kennis
    • attitude/houding
    • vaardigheden.

    1.  

    1.  

    Wij zien daarin de kwaliteiten van de ziel terug; denken, voelen en willen. Dat zijn de vermogens waarmee kinderen tot leren kunnen komen. Deze drie kwaliteiten werken altijd samen en bestaan niet los van elkaar, al zijn de zwaartepunten in iedere leeftijdsfase verschillend: van doen naar beleven naar denken.

     

    Hoe zit dat dan bij de leerlijn seksualiteit en relationele vorming?

      1. Denken: kennis doe je bijvoorbeeld op door woorden en begrippen te leren, te begrijpen hoe iedereen zichzelf is en hoe verschillend mensen daarin kunnen zijn.
      2. Voelen: de houding en attitude van de mensen om je heen leggen de bodem voor de sensitiviteit en het invoelende vermogen dat een kind later zelf kan tonen. De manier waarop verschilt door de jaren heen.
      3. Willen: het doen, de vaardigheden die je kunt aanleren, zoals bijvoorbeeld het leren aangeven van grenzen.

      1.  

      1.  

      Na een gesprek over deze inhoud lieten we ons inspireren door de boekensuggesties van Merel de Vink (alle boeken in dit artikel vind je hier terug). In tweetallen kozen we een boek en bespraken we hoe we daarmee in een klas kunnen werken. We hopen collega’s hiermee te inspireren de leerlijn zelf vorm te gaan geven met deze doorkijkjes. We hopen ook dat de eerder genoemde discussie tussen ouders en leerkrachten in alle leeftijdsfasen blijmoedig aangegaan zal worden en minder scherp wordt, immers: samen zijn we de opvoeders van de kinderen in deze tijd.

       

      Fase 1 kleutertijd en klas 1
      De peuter- en kleuterperiode is een ontdekkingsfase. Kinderen ontdekken overeenkomsten en verschillen tussen jongenslichaam en dat van een meisje. Ze ontdekken hun lichaam en dat van anderen: hoe ziet het eruit en hoe voelt het aan? Hoe heten al je lichaamsdelen?

       

      Een informatief boek om dit bespreekbaar te maken in de kleuterklas is Ik vind jou lief van Sanderijn van der Doef & Marian Latour. Het begint over vriendschap en liefde. Daarna wordt er verteld over lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes. Een leuke quote: “Aan blote billen zie je niet of iemand een jongen of een meisje is”. Het beschrijft de ontwikkeling in grote lijnen van baby naar vriendschap, liefde en seksualiteit.

       

      Peuters en kleuters willen ook graag weten waar een baby vandaan komt. Dat wordt expliciet beschreven in het boek. Het lijkt ons verstandig om voor het lezen uit dit boek in de klas, de ouders te spreken over dit onderwerp. Welke woorden gebruik je? Wat vertel je wel of niet? Welke samenlevingsvormen komen voor in de klas?

      Dit boek kan een voorloper zijn om op latere leeftijden in gesprek te gaan over lichamelijke ontwikkeling, relationele ontwikkeling, genderidentiteit en seksueel gedrag. Het zou dus ook in hogere klassen kunnen passen.

       

      Mooie voorleesprentenboeken als Julian is een zeemeermin heb je in de klas om met elkaar van het boek te genieten, ze hebben geen uitleg of extra woorden nodig.

       

      Wij vinden het belangrijk dat kinderen woorden leren voor alle lichaamsdelen, dus ook de geslachtsdelen. Dit kan het gesprek vergemakkelijken, doorwerkend tot op latere leeftijd. Wanneer het vanzelfsprekend wordt om alle lichaamsdelen respectvol te benoemen en het ongemak wordt weggenomen, kan je als kind beter communiceren wanneer je je hebt bezeerd, of wanneer je twijfelt over wat je hebt meegemaakt bijvoorbeeld. Je hoeft dan niet meer door een muur van schaamte heen te breken of omfloerst giechelig naar woorden te zoeken.

       

      Fase 2 – klas 1, 2, 3 en 4
      In deze fase ontwikkelen de kinderen steeds meer bewustzijn van hun identiteit. Ze ontdekken dat ze meer verschillende kanten in zichzelf hebben. Vanuit het denken begrijpen de kinderen meer en meer dat seksualiteit een functie heeft (geslachtsgemeenschap in het kader van voortplanting) en later ook dat mensen ook om andere redenen seks kunnen hebben.

       

      In het gevoelsgebied ontstaan de eerste verliefdheden en vriendschappen nemen toe en worden intensiever. Het gevoel ‘anders’ te zijn kan naar boven komen, waarbij kinderen weten dat bijvoorbeeld een jongen ook een jongen kan zijn als hij zich niet volgens de genderrol gedraagt; wanneer hij gedrag laat zien dat bijvoorbeeld gezien wordt als ‘typisch meisjesachtig’.

       

      Leren praten over bovenstaande is één van de vaardigheden die geoefend kunnen worden: uiting geven aan eigen gevoelens, wensen en grenzen. In beweging en spel kunnen kinderen ervaren waar grenzen zijn en leren ze die niet te overschrijden.

       

      Het prentenboek Mijn schaduw is PAARS is heel geschikt om te gebruiken om te werken aan het denken, voelen en willen in deze fase.

       

      Voorbeelden bij het boek Mijn schaduw is PAARS
      Voor 6-9 jaar en naar aanleiding van het boek Mijn schaduw is PAARS: vier voorbeelden van activiteiten. Het boek gaat over anders zijn en niet willen kiezen om een jongen of een meisje te zijn. Uiteindelijk ‘dwingt’ de omgeving de hoofdpersoon een keuze te maken… Of is die omgeving toch anders dan gedacht?

          1. Lees het boek voor tot en met de bladzijde waarin gezegd wordt “En ik sport met de blauwen als ze verliezen en winnen.” Daarna een ‘Ik hou van…’-kring: Je staat als leerkracht voor de klas, noemt bij het uitsteken van je ene hand iets waar je van houdt, wat je leuk vindt om te doen (een traditionele ‘meisjesactiviteit’); een kind uit de klas mag nu je hand vastpakken die van hetzelfde houdt. Daarna noem je bij het uitsteken van je andere hand iets (een traditionele ‘jongensactiviteit’); nu mag een kind uit de klas deze hand vastpakken als het van hetzelfde houdt. Vervolgens herhaalt het kind naast je de activiteit die je noemde en noemt een andere activiteit, maar dan een activiteit van de andere gender. Zo gaat het door tot de hele klas in de kring staat. Je kunt ervoor kiezen om vrij te laten wie je hand pakt, of de kinderen uit te dagen dat als er een ‘jongensactiviteit’ wordt genoemd er een meisje moet aansluiten en bij een ‘meisjesactiviteit’ een jongen.

          2. Lees het boek verder tot en met de bladzijde “Iedereen lacht en loopt naar een kant. Maar ik sta precies in het midden, helemaal alleen.” Maak vervolgens een binnen- en buitenkring en laat de kinderen een gesprekje hebben met het kind tegenover hen naar aanleiding van de volgende vragen:

            • Wanneer voelde jij je heel alleen? Waarom was dat? Hoe voelde je toen? Was je ook alleen op dat moment, of waren er anderen om je heen en voelde je je alleen?
            • Doe jij weleens iets wat heel anders is dan wat anderen doen? Wat is dat dan?
            • Voel je je altijd een meisje/jongen? Zo ja of zo nee, waar en wanneer is dat? 

            De bedoeling is dat het kind dat luistert molvragen (doorvragen) stelt aan de verteller om zo meer te weten te komen. Tussen de vragen door kun je de kinderen in de binnen- of buitenkring 3 of 4 plaatsen naar rechts laten verplaatsen zodat ze tegenover een ander kind komen te zitten.

          3. Lees het boek verder tot en met de bladzijde “Dan ga ik wel naar huis, zeg ik zachtjes. Ik loop langzaam weg, mijn benen bibberen.” Maak met de kinderen setjes van 2 kaartjes met daarop tekeningetjes of woorden die bij elkaar horen of elkaars tegengestelde zijn, bijvoorbeeld groen en rood, dik en dun, groot en klein, prins en prinses, wild en rustig, lief en stoer, et cetera. Mix en ruil: Ieder kind heeft een setje van 2 bij elkaar horende kaartjes en loopt door de klas, ontmoet een ander kind met een high five en noemt zijn/haar 2 kaartjes. De ander moet kiezen en krijgt het gekozen kaartje. De ander noemt zijn/haar kaartjes en geeft het gekozen kaartje af. Vervolgens loop je verder en ontmoet een ander kind…, et cetera. Bespreek met de kinderen na hoe het is om te moeten kiezen.

          4. Lees het boek uit en heb een afsluitend gesprek over diversiteit en anders mogen/kunnen zijn.

        1.  

         

        Fase 3- klas 4, 5 en 6
        In de hogere klassen krijgen kennis, vaardigheden en attitude een verdieping. De kennis (denken) vergroten we door in de klas boeken aan te bieden zoals Seksualiteit en jouw relaties van Anna Claybourne, Dus jij en mama hebben het gedaan?! van Katharina von der Gathen en Anke Kuhl en Lijfgids van Chariva.

         

        Op ouderavonden zullen we ook de schaamte voorbij met elkaar in gesprek moeten gaan, zeker ook met de opmars van de digitale wereld, waar de kinderen zich nu in gaan begeven. Voor de kinderen is het van belang dat de school dezelfde taal gaat spreken als het gaat over onder andere seksuele voorlichting, gender, vriendschappen en diversiteit.

         

        Je oefent in deze klassen (doen/willen) vaardigheden als het aangeven van grenzen, nee zeggen, opkomen voor je eigen mening via spel en toneel. In spel kunnen kinderen in een veilige setting met elkaar vragen bespreken of reageren op stellingen. In schrijf- of tekenopdrachten kunnen kinderen leren om zich in te leven in anderen (voelen), hun eigen identiteit te versterken, of goede vragen aan anderen te stellen. Bij begrijpend leeslessen kunnen teksten gezocht worden waarbij de inhoud past bij deze leerlijn. Bij al deze lessen kan je gebruik maken van allerlei boeken.

         

        Doorkijkje
        In klas 6 maken we gebruik van het boek Queer Icons. Als eerste lezen we een aantal voorbeelden voor. De kinderen krijgen daarna in groepjes een naam, die in het boek staat. Dit zijn bijvoorbeeld sporters, zangers, tv-beroemdheden. De kinderen gaan via de media op zoek naar informatie over deze persoon en maken daarvan een presentatie op een poster. Van zangers kunnen ook videoclips en liedjes opgezocht en geluisterd worden. Liedteksten kunnen worden vertaald en besproken. Hoor je hier de zoektocht naar eigenheid van deze persoon in terug? Na het horen van de woorden van anderen kunnen de kinderen zelf aan de slag. Met het maken van een (lied)tekst over zichzelf, wie ben ik, wat voel ik, waar voel ik me thuis?