Geplaatst op

Een DJ-aap in Kabouterland

Dylan, een levendige jongen met een petje en een guitige grijns, komt in de vierde klas een onzichtbare grens tegen. Nieuw op school, heeft hij een tekendoos nodig. De dozen van zijn klasgenoten zijn prachtig versierd door hun ouders, en ook Dylans ouders hebben hun best gedaan: op zijn doos prijkt een hiphop-aap die aan het dj’en is. Dit beeld valt direct op tussen de pastelgekleurde landschapjes op de andere tekendozen. Het is duidelijk: zijn tekendoos past niet binnen de norm van de school.

 

Dylan komt immers uit een andere wereld. Thuis vind je geen zoutsteenlampen; daar voeren figuurlijk de ‘dj-apen’ de boventoon. Dit roept een vraag op: wijzen we met het afkeuren van zijn tekendoos niet ook de cultuur af waaruit deze voortkomt? En daarmee indirect ook Dylan en zijn ouders?

 

Het leidt tot een bredere vraag: hoe gaan we om met invloeden die niet binnen de cultuur van de vrijeschool passen? Hierbij gaat het natuurlijk niet alleen om esthetiek, maar om alle facetten van cultuur. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat niemand zich buitengesloten voelt, terwijl we tegelijkertijd trouw blijven aan de waarden waar de school voor staat?

Vrijescholen zijn trots op hun cultuur, en terecht. Het streven naar het mooie, het ware en het goede is een belangrijke pijler. Maar diezelfde cultuur, kan leiden tot afwijzing. Er heerst een onuitgesproken verwachting: dit past binnen onze wereld, dat niet. Ouders zoals die van Dylan voelen dat: er is weinig ruimte voor iets dat anders is. En dit kan veel gezinnen buiten de deur houden. Het is een ongemakkelijke kant van de discussie over inclusiviteit, want als vrijescholen werkelijk ‘voor iedereen’ willen zijn, zullen ze ook iets van hun eigen ideeën moeten opgeven.

 

Vaak kiezen scholen goedbedoeld voor snelle oplossingen om inclusiviteit te bevorderen, zoals het vieren van Eid (op een school zonder islamitische kinderen) of het aanbieden van verhalen uit andere delen van de wereld. Maar zolang de school voornamelijk een homogene groep bedient, blijven deze aanpassingen oppervlakkig. Voor wie zijn deze vieringen en verhalen eigenlijk bedoeld? Inclusiviteit betekent ook dat kinderen van verschillende achtergronden daadwerkelijk elkaar ontmoeten. Zolang de cultuur van de school onveranderd blijft, blijft het een gesloten gemeenschap voor een specifieke groep mensen die dezelfde waarden en esthetiek delen.

 

Misschien moeten we dat gewoon erkennen. Vrijescholen zijn plekken voor mensen die passen binnen een bepaald kader. Een school waar iedereen welkom is, maar alleen als je bereid bent je aan te passen aan de zorgvuldig gecreëerde sfeer van vilten kabouters en oogstfeesten. Misschien is dat prima, maar laten we daar dan eerlijk over zijn. Dat zou duidelijkheid bieden voor ouders zoals die van Dylan. Ze weten dan waar ze aan toe zijn, zonder zich ongemakkelijk te hoeven aanpassen aan een onuitgesproken norm.

En Dylan zelf? Wat als hij, trots als een pauw, met zijn DJ-aap op zijn tekendoos indruk op de andere jongetjes maakt? Kunnen we dan zeggen: “Jij bent hier welkom, met je tekendoos”? Of moeten we eerlijk zijn en zeggen: “Dit is wat wij belangrijk vinden, en daar hoort een hiphop-aap niet bij”? En misschien ontdekken we dan dat we er niet voor iedereen zijn – en dat dat ook een optie kan zijn.

 

Felix de Bont